Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Mozes zeide tot Aaron, en tot [16]Eleazar, en tot Ithamar, zijn zonen: [17]Gij zult uw hoofden niet ontbloten, noch uw klederen verscheuren, opdat gij niet sterft, [18]en grote toorn over de ganse vergadering kome; maar uw [19]broederen, het ganse huis van Israel, zullen [20]dezen brand, dien de HEERE aan gestoken heeft, bewenen. 16. Hebreeuws, Elhazar. 17. Dat is, gij zult over Nadab en Abihu niet gebruiken enigen rouw, waarvan tekenen waren de ontbloting van het hoofd en het scheuren der klederen, onder, hfdst.13 vs.45, en hfdst.21 vs.10. 18. Anders, en [de Heere] over de ganse vergadering zeer toornig worde. 19. Zie Ex.2:11. 20. Waarmede Nadab en Abihu verbrand zijn.